PAUL JANSSEN
“MISSCHIEN WAS JE EEN HEUVEL OPGELOPEN”
Misschien was je een heuvel
opgelopen
misschien lag daar het geplukte begin, de zin
om een paar woorden
te verlengen,
je te verschuiven naar haar houding
als in een dans
te verschaduwen
haar ingewikkelde benen
naast de koelbox
(eenvoudig als een opstel over Mondriaan)
de vijg
en het groene schilmes
op haar buik.
TRIX GIEBELS
“MONOLOGICA”
in deze wereld vergaat het je ach gaat het wel goed
een plat dak boven het hoofd een zwevende bodem onder de voeten
dat noodt tot dansen toch ?
er is maar een leven een leven zoals het zelf wil dat het is
je kunt huilen als een wolf naar kogelmaan en splintersterren
de nieuwe wereld blijft dezelfde oude wereld
ik loop door de stad of daarbuiten het maakt niet uit
overal is goed om je nergens aan te ergeren enkel te kijken
wat gaande is enkel
te zien hoe de maan lekker lui achterover ligt weg te teren
aan de hemel het maakt niet uit hij spint zich altijd wel weer rond
en ook de sterren staan daar doodkalm ze verstrooien
hun verzengend licht en vallen lichtjaren lang alvorens te doven
dus tijd genoeg niet ?
zo idioot begoochelt je de tijd hij verzint zichzelf als een grillig
kwispelende metgezel
CHRIS VAN BOETZELAER
“7 kleine belijdenissen”
1.
om in de maat te blijven
kun je er pas echt uit.
2.
ik heb tergend lang gezocht
maar u ontving in mijn hoed het kunijn.
3.
binnenstebuiten ondersteboven simpelstemoeilijk hartstezacht
harmonie á la dada blijft een start-het-vuren-akkoord.
4.
wij gaan nog iets dieper doordraven
en de tijgeract kraakt de oppervlakte uit.
5.
als we er nog steeds niet uit zijn
kunnen we eindelijk verder.
6.
hol stap spring hinkel struikel en duik onder
ik worstel zij steekt en wij breken bijzonder.
7.
“tot slot nog een vraag:
Wat wilt u dat het publiek
hiervan meeneemt ?”
“Langs de wiegende golven
van uw langgesloten breindein
verder op de afgeslagen weg
totdat niets…”
“Fantastisch! Nogmaals bedankt
EMMIE MULLER:
“OPMAAT”
laten we
gedichten herlezen
uitzichten
nakijken
over komma’s
en punten vallen
dan zijn
we onderweg
als wijzers
uren wegtikken
wordt het zonder
winter zomer
laten we
grasmaaien
bij elkaar harken
wat nog niet verwaaid is
RIK ANDREAE: 2016
” TAFEL”
Mijn vader heeft een oerwoud op zijn tafel.
Je kent die plaatjes wel, al is het hier
anders – altijd donker als in een zomernacht,
waarin kinderen voor de ramen staan.
Misschien regent het, mogelijk brandter
een vuurtje om bij te zingen. Maar ik zing
niet en de vogels zingen enkel als je ze aanzet.
Ik sla me maar weer door het struikgewas
en vraag me af : Waar ligt het verborgen rijk ?
Hij wist het, maar hield de sleutel in zijn zak.
ESMÉ VAN DEN BOOM:
“SPIEGELHUIS”
De kat roept naar de schaduwen op het plafond
zoals ik keek deze week in de bus naar het licht
als de rug van een dolfijn steeds bol
van glas naar glas in de geluidswering
en steeds mijn gezicht daarnaast
Ik lees de tekens in het licht
zie in mijn gezicht de week nog
de randstad blijft onder in mijn ogen liggen
de kat roept en de schaduwen nemen een vorm aan
Als ik het huis mis, er niet bij kan komen
denk ik aan licht dat op één plaats moet blijven
gevangen in een peertje, in een schemerlampenkap
het werpt schaduwen die bij het huis horen, door de ramen vallen,
die alleen de kat nog eng vindt.